Westers is je kleed, maar je spraak verraadt je wortels / En het ritme van de aarde echoot door in wat je uit / Want al ben je ver van huis, diep in jou kom ik haar tegen / Als hoedster van de weemoed verleidt zij wie maar bloeden wil / Door oneindigheid omringd verschroeit zij wat geen rouw behoeft
Geliefde van de zon, ik zie haar hitte in je blik / En de warmte van jouw armen gloeit nog na in wat ik voel / Ik weet wat je wilt zeggen, wat je in je hart verlangt / Nu, beteugeld door de tijd, wacht ik tot de nacht zal vallen / Want tot de sterren spreken mist de taal haar eigen doel
Maar zeg, jij trotse krijger, hoe heb je me gevonden? / Ja; het leven bracht ons samen -maar houdt herinnering dan stand? / Want de Sah’ra streelt mijn dromen, zuiver als oranjebloesem / En mijn kussen geurt nog naar dat wat ik zo graag vermag..
Ik ben zo bang te nemen wat mij reeds lang is aangeboden / Al is dit liefdevolle blijk mijn vertrouwen meer dan waard / Toch vrees ik te ontvangen wat mij zo dapper is geschonken / Want jij vecht niet om te winnen; nee, jij liet je harnas los
Je zult me moeten helpen me mijn jinns te overwinnen / Al zijn de spoken die ik zie nog slechts als schimmen in de mist / Want mijn wezen schreeuwt al eeuwen om de weidse, wilde vlakten / Waar de zandstorm nog vrij spel heeft, en zich vermengt met al wat leeft..
Ik vraag je:
Wijd mij in, met haar vurigheid voor ogen, in het fijne rode stof dat het ware zijn omgeeft / Leer mij dit leven, deze woestenij, te eren / Opdat mijn rusteloze ziel haar verloren bron weer vindt; / En mijn groot, gebroken hart de liefde eens te meer bemint
.
.