Ik zag hem vallen, de man
Met fiets en al –een harde klap
Passerende auto net niet geraakt
Bloed op de fietstas
Bloed op het asfalt
Duivengebroed op zijn slaap
De chauffeur stapt uit, draait zich om,
Grijpt zijn mobieltje na een snelle blik
Ziet niet de man, maaiend met zijn armen
Wederom een kreet –
Stilstaand water opgeschrikt
Door wankelende ouderdom
Tijdloos, tragisch beeld,
Herhaalt zich voor mijn ogen:
Bejaard-bebloede man die spartelt als een vis
Chauffeur springt in de diepte, vloekend om zijn schoenen;
Ook ik glij naar beneden (glibberige oever!)
Zuigend-zwarte modder aan mijn cognac-kleurige laars
Zwáár is deze man, log door zijn gestalte
De schrik nog in de benen, nat
En koud tot op het bot
Toch samen op het droge, de helling is beklommen
De man nog net aanspreekbaar
Ik zeg: ’Hulp is onderweg!’
Bloed lekt van zijn wenkbrauw
Spettert op zijn schoenen
Spettert op mijn laarzen
Chauffeur zucht steeds opnieuw, vloekt om zijn mobieltje,
Zijn splinternieuw mobieltje
(Kopje onder in de sloot)
De oude man zucht bevend
Weet niet wat er gebeurd is
Weet dat er iets gebeurd is
Een buurvrouw rijdt voorbij,
Herkent hem als haar buurman
Dan: politie; ambulance; het ziekenhuis nabij
Iedereen vertrekt
En ik vervolg mijn weg
Alsof er niets gebeurd is.