De merrie blaast en briest
Haar grote ogen flitsen heen en weer
De omheining beklemt haar meer en meer
Ze draaft onrustig op en neer
Geen hand geruststellend op haar neus
Geen streling van haar flanken
Hij lijkt het niet te zien
Hij blijkt haar niet te horen
Hij die haar in vrijheid temde,
Die haar zo innig, zoet omhelsde
Heeft hij zijn interesse in haar verloren?
Hij lijkt zich onbewust nu van haar waarde
Eert niet écht haar wilde woeste wijsheid,
Ziet niet hoe die met verminderde waardering
Uit haar gloeiende leden lijkt te vloeien
Het voelt zó niet meer als haar thuis
Ja, hij leerde haar tot rust te komen,
Zichzelf te geven aan één ruiter
Zijn begrenzing te begeren, respecteren..
Zij was, en is, bereid hem trouw te zijn
Door zijn rauwe falen in de liefde
Lijkt hij haar óók te gaan verliezen,
Zij alleen terugtrekking te kunnen kiezen
Of raakt zij zichzélf dan kwijt?
Ze verlangt de zon, de maan, de sterren
De wind vrij waaiend door haar manen
De gulle lach van wie haar aankan
De warme blijdschap van de liefde
Maar hij rouwt nog om wat was
Durft zijn hart haar niet te geven..
Als zij ook zo zou zijn gebleven
Dooft haar leven langzaam uit
Hoezeer zij van hem houdt,
Het is niet aan haar om hem te redden…
Haar eigen leven vraagt om passie
De vrije hartslag van haar wezen
Zij zou hem àlles willen geven
Maar dat is niet wat hij haar vraagt
Hij verstilt en sluit haar buiten
Hij weerhoudt haar zijn vertrouwen
Waar zij juist op heeft te bouwen
Als ze naast hem heeft te staan
Alleen als hij zijn hart echt opent
Zijn ogen werkelijk op haar richt,
Van binnenuit met haar wil wezen
Gloort er in dit donker, licht