Ik herinner me je warmte; je honger; je verdriet, / De losgeslagen passie; het kloppen van je hart / Daar waar alle onmacht leek verzameld
Met geweld hield jij me vast, om het denken uit te bannen / -Je overschreed je eigen grens, / en je vluchtte in de nacht
Nu, in de vlagen van een storm / geef jij toch jezelf weer over, / Bewandel je de paden / die reeds lang zijn overgroeid / Met de luister van de leegte, / en de blindheid van verlangen
-Wat vergeet een mens toch snel.. /Maar moet ik je dan weerhouden?
Hoog boven alles uit verheven / bemin je mij vertwijfeld, / Verdwijnend in de bogen / en de bochten van de burcht
En als wij ons begeven op de treden van de dag / Durf ik bijna niet te denken / aan de hebzucht van de spijt
En haar klauwen om jouw hart.
.
.