Brand maar, jij jongen, met je
Onschuldige verlangen dichter bij me te zijn
Want reikhalzend
Kijk ik uit naar wie je wordt,
Hoe je onzeker je vleugels uitslaat
Lief, dat vind ik je; warm,
En grappig, ook; adembenemend
Je glimlach, de schalkse blik in je ogen
Die me verleidt jou te omarmen
Met al ik nu geworden ben
Je ontroert me met je zachtheid,
Nog niet verscherpt door de greep van de tijd
Die de zweem van mannelijkheid
Reeds in je houding doet vermoeden
Zie: ik geef je de ruimte mijn hart
Te betreden -aarzelend, weifelend,
Vastbesloten me niet zomaar te laten gaan
Maar weet dat je welkom bent, hier..
Dus sla je armen om me heen;
Neem mijn gezicht in je handen
En raak me aan
-Kus me dan!
Want ik oefen geduld.
Ja; ik wacht op jou.