Zwaar behaarde bedgenoot, hoezeer had ik je lief,
Bij onze dagen in dit leven, en de vele die reeds waren / En hoezeer hou ik van jou nu jij al over bent gegaan / Jij rent door groene velden, jaagt wellicht eens op een muisje / Maar altijd ben je hier, in herinnering, bij mij..
Geen eigenwijzer kat dan jouw welbesnorde wezen; / Geen inniger verbond dan deze liefde tussen ons / Ik draag je warme lijf als een deken om mijn schouders / En jouw speelse sierlijkheid springt nog dag’lijks om mij heen
Lieve Oetemans, jij Grote Kater van mijn leven, / Het duurt misschien nog even voor ik je in mijn armen sluit / Toch voel ik je nabijheid, al je kracht en onze binding / Je sterkt me in mijn zoektocht naar de grenzen van dit zijn..
Ik verheug me op ons weerzien, ergens in de eeuwigheid.
.