Rol na rol na rol verdringt zich om mijn aandacht
Wil omstandig plechtig spreken
Maar preken doen geen recht aan dit raar blijmoedig zijn
.
Het was je komst naar waar ik was; die streling langs mijn wang / -Een verbazend tweede keer, zacht / Als jouw stralend witte lach, en je innige omhelzing..
.
Ze drukten weer hun stempel op mijn zwaar belaagde hart
Toen je wegging voor heel even, na een onverwachte kus
-Een kus zo welkom op mijn lippen!
.
Verdoofd als in vervoering bleef ik staren naar een scherm
Dansten niet de letters maar jouw handen voor mijn ogen
Na zoveel toegenegen zijn..
.
Zie hier mijn stukgeslagen vesting!
.
Buiten is nu binnen, en geen muur houdt jou meer tegen
Jij wakkert vlammen aan waar herinneringen smeulen
In de resten van wat was, van wat altijd heeft bestaan
.
Is het de echo van de tijd, of vecht ik met illusie?
.
En dan te lopen in de zon, door de groen omzoomde straten / In de stilte van de stad loom te zitten praten
Over wat het leven brengt, en de mens maar niet kan laten
.
Toch beheerste ik mezelf, lag mijn hoofd niet op jouw schouder / Maar streek mijn vinger langs jouw slapen
In een poging te verbergen wat ik je eig’lijk zeggen wou
.
Want ja, ik wil je zien, en ik hunker naar je warmte
Naar je krachtige gebaren; naar je fonkelende blik
En je licht te dragen zwaarte -sla je arm dan om me heen!
.
Maar doe het in gedachten, zolang het zilver aan je hand
Niet verwijst naar mij, maar naar een ander in je leven
Want wat kan jij mij geven behalve zoete pijn, of
Een doekje voor het bloeden, na het woeden van de storm?
.
Jouw naam is diep gekerfd in de bast van heel mijn wezen
Maar steevast doorgekrast in de kern van mijn verstand
Om de grenzen te bewaken van dit liefdevol bestand
.
Hou van wat mij rest..
.
.