Als de maan ben jij / Je wast, en zie: helder weerkaatst je gezicht / Zacht weerspiegeld in mijn ogen
Je groeit, met moeite verbergend hoe vol je verwachting / Zich laaft aan mijn liefde
Maar dan keer je je af, verberg je je in duisternis / Bewust van de tijding die mijn hart je bracht
Want ik ben een dochter van de zon / Vuur vraag ik, en aarde; vochtige vruchtbaarheid / Wortelend in diep verlangen / Om te kunnen bloeien in het licht
Hoe mooi het beeld ook was, ik ken de kilte van de spiegel / – Reeds voor haar aard me waarschuwde
We zijn wie we zijn / En ik ga een andere weg.. / Nee, ik vraag je niet me los te laten / Er is geen keus!
Hoezeer ik jou ook ken; hoe dierbaar je ook bent / Ik laat me gaan waar God het wil / In welk leven het ook toekomt
.
Hier ben ik niet voor jou.
.
.