Blauw is haar gewaad, doortrokken van deugden
Dieper dan de nacht nog
Waarin hij zijn heil zoekt
Ondanks haar bewogen kracht, haar moederlijke zorgen
De ferme hand van zaken
Brak hij uit -hij, een boek op zichzelf
Nu struint hij door de duinen; het zand trekt aan zijn tenen
Kruipt omhoog in stoffig kreunen
Als veronachtzaamde kamelenkaravanen
Hij weet waar hij wil zijn; zijn twijfels zijn verdwenen
De felle weerschijn van al-Uzza
Maant zijn schreden naar de berg
Vreemd verloren in de verte volgt zijn ziel hem in de pas.
De grot waarin hij neigt omhelst zijn zwijgen gretig,
Verlustigd in zijn licht
Het zicht op hoop in harde dagen
Bereid leidt zij hem binnen, onthult ze haar mysteries
In de donkerschone warmte
Die de zacht-gezalfde streelt
Bezwangerd door een engel voltrekt zich daar een wonder:
Hij, van Hagars’ heupse hulde, baart het naakte woord
Ongehoord
Uit de schoot van moeder aarde
Aldus ontstegen aan het hoofd (en diens duizenden demonen)
Gaat hij voort,
Gaart hij eerst haar aan zijn zijde,
Die zijn vertrouwen had
En immer nog haar grootsheid, lang na haar versterven..
Zij, zijn toonbeeld van perfectie, van levenslust, van moed!
Hij rouwt –
En bouwt vol verve verder
Aan de burcht der broze dromen
Hij trouwt haar in de weduwe
Hij trouwt haar in het meisje
– In nog meer weduwen-
En (Voorwaar!) in de slavin
Gevederd of gevallen, maar gelouterd en geliefd
Gedenken zij haar waarde
Gedenkt híj gul die Ene
En Diens gave van genade
*
De muze van Mohammed heeft onnoemlijk veel gezichten
Leeft in tal van harten,
Spreekt tot elk gemoed
Dat hunkert in verlangen
Man of vrouw, wie weet te putten
Uit de diepte van de ziel
Komt haar onherroep’lijk tegen
In menig maanbeschenen uur
De sterke vrouw, de ware strijdster;
De goede hoedster van de moed
-Zij, die opstaat na het einde,
Initieert wie leven wil
*
Zij, die hem loofde door haar liefde,
Die zijn prille roep tot wasdom bracht
Zij verschijnt nog dag na dag
In de ogen van de pauw,
Hemels wakend in haar schaduw
Ja, zij wiste zijn zweet met de zoom van haar kleed
Zuiverde zegenend de brute macht
Hoorde de heiligheid in zijn rijzende geest,
Die altijd tot haar sprak,
Lang voordat hij werd wie hij was
-Niet hij, die hij door anderen werd gemaakt.
[Eerbetoon aan Khadija bint Khuwaylid ibn Asad ibn Abd-al-Uzza ibn Qusay ibn Kilab]