Ik koester je in stilte,
zo ver van jou verwijderd;
verwonder mij met wrevel
over het teken van respect,
mijn verstilde toewijding
en geluidloze genegenheid
We gaan niet gelijk op –
jouw weg is niet de mijne;
ik volg een ander spoor,
weet de afstand groter
met ieder oogcontact,
elk gewisseld woord
Hoe verschillend wij ook zijn,
hoe weinig wij ook deelden;
ik weet dat iets ons bindt
gelijk een zijden draadje,
onzichtbaar voor het oog
maar voelbaar in het hart
Of ik het wil of niet,
jij bent mij vreemd genegen,
onderhuids aanwezig;
ik neem jou met mij mee
in elke ademhaling
en ieder ogenblik
Beminde Berbertelg,
ons afscheid is in aantocht,
de pijn heeft aangediend;
er is wrijving in het hoofd
na gefluister uit de ziel,
flarden, beelden, uit een droom
Ja, ik heb je lief –en lang reeds laten gaan..
Sta mij toe je dit te zeggen,
nogmaals -en steeds opnieuw,
tot het vage gevoel van verdriet
mij verlaten heeft,
ik de toekomst welkom heet
zonder een spoor van twijfel
Kon ik je maar mijn inzicht geven,
behoeden voor de val,
behouden voor de tijd..
Omarmen doe ik jou,
je al mijn liefde gevend
in de woorden die ik schrijf
Blijf zoeken naar de schat
die je zo verloren waande
en vind haar dan, gezegend,
waar je haar het minst verwachtte,
wachtend op jou
sinds mensenheugenis
Ja, ik heb je lief –en lang reeds laten gaan..
Ga, ga, ga; ga en ga in vrede,
jaag je dromen na
en vlieg hoger dan je dacht
ooit te kunnen komen,
wetend dat je wortels
altijd bij je zullen zijn!
Je pen en scherpe geest
zijn van onschatbare waarde;
gulle gaven jou toebedeeld
om in dit leven mee te werken –
gebruik ze wijs, vol verve,
voor de groei van het geheel
Onze wegen zullen kruisen,
opnieuw nog samenkomen
ver van vals verlangen
en wat ons samenbracht
in de resten van wat was,
ooit nog wilde zijn
Want ja, ik heb je lief –en lang reeds laten gaan
Maar altijd ben je bij me,
bewuster nu ik weet
dat jij hier ook nog bent,
vol vuur je leven leidt
en je weg steeds weer verlegt
zoals een rivier haar loop
En zo is het goed.