Ik denk aan de oneindige acht en wacht tot momentum ons herenigt, tot
we opgaan in de ander, verblijven in herinnering, om
onze weg weer voort te zetten; ongeschonden en verbonden,
ieder in de eigen baan om zon -en maan om ons- en wat en wie dies meer zij,
tijd en omringende genegenheid ons vraagt.
Nu gebiedt eerlijkheid mij mijn onmacht te uiten je náder te zijn,
schijnbaar gevangen als ik ben in groene weides onder weidse luchten
maar het is goed zo; kennelijk hoort dit pad bij mij, moederend alleen,
een enkele dans in menig fool’s garden–
een teruggetrokken bestaan waarin ik dacht vrijuit te gaan.
Ik vraag je om vergeving, want ik liet ons zomaar los, zie ik nu
met hindsight, rücksicht; het inzicht dat wat ik wílde met jou
kennelijk anders was dan wat ik nódig had-
van een andere orde nog dan jouw dierbare verlangen en
vurige verbeelding, zo na aan het hart.
Ik dank de Maestro voor het orkestreren van het lot,
ook al dacht ik dat heft zélf in handen te hebben
maar nee; ik aanschouw irreële angsten en duizenden demonen en
besef dat ik mijn koers verleggen moest,
teruggeworpen werd op wat weerloos en van waarde was.
Weet je desondanks weergaloos dichtbij:
Want ook in de stilte spreek je tot me.
Geïnspireerd op: