Ik adem je in, mijn neus op jouw kussen,
leden zwaar van niet-genoten slaap,
letters dansend voor mijn ogen
De stad waakt, licht geraakt door
pulserend verkeer dat komt en gaat gelijk
de hartslag die mij zo lief is
Ik begeer je.
Hotelgeraas verstoort de rust en ik reik
naar uren eerder, jij die mij onomwonden
meenam naar lakens wit en stijf en een
uitzicht zo weids dat ik het mij nog lang
zal heugen
De tijd stond stil – jij kwam, zag en
overwon de drukte van de dag, vond mijn
mond, zo rond van honger naar meer van
jou, méér van jou, verlangend naar je
uitgestorte zegen
Nu ben ik het die kijkt.
Waar jij lag krullen mijn natte haren als
zinnen, zoet en zout, dorstige aarde die
zich laafde aan de verlossing die jij bracht
Het bed voelt leeg zonder jou.
Ik adem in en uit en in en sluit het raam
om mijn gedachten aan jou nog even
binnen handbereik te houden
Maar wachten kan niet meer. De nacht
bezwijkt onder het gewicht van mijn
onvoorwaardelijke overgave