Daar waar ik altijd al was
Geweest, waar ik mij mijzelf herinnerde
Als was in jouw handen,
Mijn vlam helderder dan ooit, daar
Ontstak weer
Het vuur dat ik een uitgemaakte zaak waande,
Een uitgedoofde haard
Nadat de storm bedaarde
Maar het zwaard dat jij hanteerde
Velde mijn weerstand, die opgeworpen veste
Een Maagd onwaardig, hoe hartstochtelijk ook
Ik jou, Satyr, zou ontvluchten
Volgens het hoofd
Het hart riep uit:
Geef in Godsnaam over, omarm
Met vol verstand en verzuip maar in de veldslag
Die je steeds ontweek -zie wat er van komt!
Dat wat bij je hoort zal steeds aan je verschijnen, net
Zo lang tot valse hoop zal wijken:
Deze beker is aan jou!
Dus drink, drink; hef je glas en proost maar
Op de liefde die verwart, die
Jij in woorden poogt te vangen
-Ze ontglipt je bange hart
Want deze man is waardig, meer nog,
Hij is aan jou gelijk!
Staak de strijd, geef het over aan
Het leven, kijk niet weg van
Wat je vreest – je hebt lang genoeg geleden!
Maak je vrij voor wie jou eert en
Verweer je slechts bij ontij
Uit het ego -laat het hart maar
haar besluit!
En vooruit, ik, Ruiter,
Geef de sporen,
Spurt naar voren, ongewis van
Waar ik ga, waar de liefde
Mij zal leiden, maar welzeker van
Het ros dat ik steeds beter rijd,
Richting geef nu ik
Uit overgave durf te leven,
Me gedragen weet
Ook zonder jouw nabijheid.