Diep binnen in het donkerste blauw van mijn wezen
Voorbij de dageraad en schemer, de
Tinteling van immer uitdijende sterrenstelsels,
Trage, elkaar plagende planeten,
Rusteloze ruimte en tijd, daar
Roerde zich iets,
Bewogen hemel en aarde zich als herschapen,
Verwerd illusie tot stof en
Vielen stukjes van mijn leven zomaar op hun plaats
Alsof het lang reeds was bestemd
Omvatte jij mijn hand, leidde jij
Mij zachtjes naar de kern
Om de naakte waarheid te aanschouwen
Was het jouw kalme vastberadenheid, jouw
Zekere weten geaard in ervaring,
Mijn hart, dat oversloeg, of
De adem die stokte in mijn keel
Bij het aanvaarden van zoveel onverbloemd vertrouwen?
Ja, jouw glinsterende ogen werd ik mij gewaar, de
Kracht van jouw manifestatie, mijn
Geluidloze overgave aan het donderende geraas
Door mijn aderen, de versnelde puls
Van het wederkerig opgaan in de geest van genade,
Zo genereus, zo.. goed, een sprookje waardig
Nog voor een genoten omhelzing, eerste v/erkenning
Op een besloten festijn voor de zinnen,
De letter van de ziel