Wat ben je me toch dierbaar
Zaten er echt jaren tussen nu
En ons laatste weerzien?
Was het niet het hoge noorden,
In de wandelgangen van wijsheid
Op een winderig perron,
Met voorbijrazende tijd in een trein, heen,
En nog een, terug,
Een ieder weer op weg naar het eigen leven?
We leerden elkaar kennen op een kruispunt,
In een bolwerk, gevat tussen oost en west
Als zoiets überhaupt bestaat-
Al die kennis, kunde, correctheid, correctie..
Alles is fluïde, veranderlijk, verraderlijk
Ontmoetingen op het scherpst van de snede
Maar niets, zelfs niet de rede,
Won het van de maneschijn, het
Oplichtende inzicht in en van jouw aanwezigheid
Ja, wat ben je me toch dierbaar
Je haar wordt grijs; het staat je goed
Zoals je leven je past en uitdaagt-
Hoe mooi, wat je uitdraagt,
En de vader die je bent!
Het is zoals het is, echt prachtig om te horen
Ik ben zo blij voor jou, voor jullie
Eerlijk waar:
Het was heerlijk je te zien.